Conceptuele kunst, actief beoefend van de late jaren '60 tot de vroege jaren '70, documenteert een gelijktijdige volledige manifestatie van de ware realiteit van de wereld en de ware persoonlijkheid van de kunstenaar, terwijl het inspireert tot een potentiële volledige ontbinding van de persoonlijkheid van zowel de kunstenaar als de toeschouwer in een staat van een zelf-andere eenheid, en dit door middel van de depersonalisatie van de kunstenaar tot zelfverloochening en belichaming van een ieder-lichaam, bewerkstelligd geworden in het uitvoeringsproces van een werk. Deze stelling is buitengewoon in de kunsttheoretische context, maar een logische conclusie van de oorspronkelijke definitie van conceptuele kunst die door kunstenaar Sol LeWitt werd gesteld als een methodologie om "subjectiviteit te vermijden" (1967) om het idee te realiseren zoals het is bedacht, door middel van een geïnstrueerde eenvoudige handeling, en om te zien hoe de wereld erop reageert. Welk principe maakt dit effect mogelijk? Hoe kan het potentieel geactiveerd worden? Geïnformeerd door Alexander Alberro's theoretische articulatie van conceptualisme (1999), Kitaro Nishida's filosofie van 'absoluut tegenstrijdige zelf-identiteit' (1939), Lucy Lippard's en Bas Jan Ader's poëtische simulaties van korfgeesten (1969-71), en Pierre Bourdieu's 'dispositionalistische' onderzoeksmethode (2013), voert dit onderzoeksproject de voorgestelde conclusie uit op een zelfreflecterende manier, met mijn levende lichaam hier en nu als de enige agent voor een vier jaar durende geïnstrueerde performance, die vele conceptuele kunstenaars verzamelt in één entiteit als een personificatie van de geschiedenis van de conceptuele kunst, geherdefinieerd aan de hand van depersonalisatie in plaats van dematerialisatie.
Promotors
Nico Dockx (KA) en Kyoko Iwaki (UA)