Performance Art: métier of amateurkunst? Een spel met de codes van het theater en het museum | AP School Of Arts Overslaan en naar de inhoud gaan
  • Home
  • Index
  • Project
  • Performance Art: métier of amateurkunst? Een spel met de codes van het theater en het museum

Performance Art: métier of amateurkunst? Een spel met de codes van het theater en het museum

De ‘Performance Turn’ is sinds enkele jaren een feit in de beeldende kunstwereld. Was performance art sinds het begin van de twintigste eeuw veelal een tijdelijke poging om het museum open te breken, nu lijken lichamen definitief hun plaats in te nemen naast objecten in museale ruimtes. Performance artiesten winnen regelmatig gouden leeuwen op de Biënnale van Venetië, performance art duikt niet enkel op tijdens kunstbiënnales maar ook tijdens commerciële artfairs, en Moma, Tate Modern en vele anderen hebben een apart departement voor het medium Performance Art. Ook de omgekeerde beweging viert hoogtij: beeldende kunstenaars gebruiken de theatermachinerie als speeltuin voor nieuw onderzoek, veelal in festivals geïnitieerd door theaterhuizen die al langer interdisciplinair denken.

Over de definitie van performance art bestaat geen eensgezindheid, maar het hier-en-nu, het efemere, het lichaam en het activeren van de toeschouwer, zijn weerkerende elementen.
Eerder dan op zoek te gaan naar de juiste definitie, wil dit onderzoek kijken waar het schuurt wanneer je speelt met de codes van de visuele en de podiumkunsten.
Katleen Van Langendonck vertrekt daarbij vanuit haar praktijkervaring als initiator, coördinator en curator van Performatik, de Brusselse biënnale van de performance art. Dit Brusselse festival heeft in zes edities, van 2009 tot 2019, transfers belicht van de ene naar de andere wereld. Wat blijkt: wie aan de ene zijde als vernieuwend wordt beschouwd, wordt aan de andere zijde veelal als amateur bestempeld. Performance Art lijkt geen inherente betekenis te hebben: de appreciatie is grotendeels afhankelijk van de framing en dat op verschillende niveaus. Met het interview als methodologie gaat Van Langendonck na wat deze ‘interdisciplinariteit’, of eerder ‘indisciplinariteit’ (Mitchell) betekent in de twee ‘werelden’ en in de verschillende lagen van de creaties.

Dit praktijkgericht onderzoek wil via het interview deze kennis valoriseren. Een eerste outcome na het afnemen en redigeren van de interviews is een performatief colloquium. Vervolgens wordt vanuit het verzamelde materiaal een lexicon gemaakt van termen die als tools gebruikt kunnen worden voor de transfers tussen verschillende artistieke disciplines. Dit gebeurt in de vorm van een kaartspel.

Beeld: ‘Work/Travail/Arbeid’, Anne Teresa De Keersmaeker, Performatik 15, Wiels, foto door Bea Borgers