Guillaume Bijl. Multiples & Editions
door Jeroen Laureyns
Van 29 januari tot 12 februari 2021 bracht de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen in een tentoonstelling in de wintertuin alle 80 multiples, edities en posters bijeen van de Belgische installatiekunstenaar Guillaume Bijl (°1946, Antwerpen). Tegelijkertijd verscheen het gelijknamige boek ‘Guillaume Bijl – Multiples & Editions’, als eindresultaat van een onderzoeksproject dat nog voor zijn mandaat als departementshoofd door Johan Pas geïnitieerd werd en waarin David Vermeiren als medeauteur optrad. Het boek bouwt verder op de interesse van Johan Pas voor kunstwerken in oplage zoals in zijn boek ‘Artist Publications – The Belgian Contribution’ (König, 2017) en het is dus voor het eerst dat alle kunstwerken in oplage van Guillaume Bijl in een klassiek kunsthistorisch overzicht en tentoonstelling werden samengebracht.
Bijl is de kunstenaar die de traditie van het Belgisch surrealisme van de visuele misleiding (Magritte) en de niet-gediplomeerde kunstenaar (Broodthaers) in de conceptuele kunstvormen van de jaren 70 verder zet. De infiltratie van zijn niet-artistieke vitrines die als een decor in een artistieke of museale context worden opgebouwd passen in een vertrouwde consumptiekritiek waar de oorspronkelijke kritische ironie langzamerhand plaats maakt voor melancholie. Of dat was toch wat ik voelde toen ik door de tentoonstelling liep en naar de gedateerde esthetiek van de bijeengebrachte objecten en vormgeving keek. De fundamentele kritiek op de eigen consumptiemaatschappij roept zo langzamerhand meer gevoelens van heimwee en ijdelheid op dan anarchie.
De objecten die Bijl uit zijn context gelicht heeft en oorspronkelijk van het verlangen vervuld leken te zijn om van die bestaande maatschappij verlost te geraken, roepen nu het gevoel op van een voorbije, verloren tijd. En dat niet alleen van een verdwenen vormgeving van consumptieobjecten (‘zo zagen posters er in de jaren 80 en 90 uit’, ‘toen waren bodybuilders heel erg in’, ‘zo zagen horloges er in de jaren 90 uit’, ‘dan lagen de burgerlijke interieurs nog vol met die kitschobjecten), maar ook van een artistieke strategie (‘dat was de tijd waarin installaties, ready-mades nog nieuw en revolutionair leken’).
Dat is niet wat Johan Pas bedoelt, denk ik, wanneer hij in zijn tekst spreekt over de ‘fatale logica van de ready-made’ of David Vermeiren wanneer hij in dialoog met de ideeën van Clement Greeberg’s ‘Avant-garde & Kitsch’ het werk van Bijl als ‘souvenirs’ of ‘relicten’ benoemt, maar het is wel het gevoel dat bij mij na het bezoek van de expo en het lezen en bekijken van het boek overbleef. Een gevoel van fataliteit binnen de ontwikkeling van de kunst die voor de ready-mades koos (een eindpunt, veeleer dan een nieuw begin) en van souvenirs en relicten, niet alleen van een ijdele kapitalistische beschaving, maar ook van een kunstvorm.
Jeroen Laureyns van het Agentschap voor Geestelijke Gastarbeid, de Belgische Sectie.
(Installatiebeelden door Moritz Broszat)