Aan de alleenheerschappij van de tekst in theater is terecht een einde gekomen. Toch wil dit onderzoeksproject de focus radicaal op de tekst leggen. Hoe heeft de theatertekst zich als tekst ontwikkeld? Hoe heeft de tekst gereageerd op zijn gezagsverlies? Welke schrifturen zijn daaruit ontstaan? Hoe kan de theatertekst als tekst gelezen worden? Het onderzoeksproject wil deze vragen beantwoorden vanuit twee perspectieven: een historisch en een tekstueel gericht perspectief.
Het historisch perspectief is breed. Het wil de theatertekst in zijn verschillende vormvarianten volgen doorheen de westerse geschiedenis: van de Griekse tragedie over de middeleeuwse mysteriespelen en de neo-classicistische tragedie, naar het burgerlijke drama, het moderne drama en de versplintering ervan in diverse postmoderne schrifturen. Vertrekpunt is het inzicht dat de dramatische vorm een historisch gegroeide vorm is en inmiddels onderhevig is aan fundamentele transformaties.
Het tekstgerichte perspectief stelt zich de expliciete vraag naar de identiteit van de theatertekst. Wat is een theatertekst, vooral wanneer hij niet voldoet aan de traditionele dramavorm? Hoe kunnen eigentijdse theaterschrifturen gelezen en beschreven worden aan gene zijde van de dramatische categorieën (personage, conflict, plot)? Welke nieuwe leesstrategieën zijn mogelijk? Een groot deel van de voorbeelden wordt genomen uit de Nederlandstalige toneelliteratuur.
Promotor: Liese Stuer