Bij elke uitvoering van een concerto van W.A. Mozart wordt de solist geconfronteerd met de vraag welke cadenza hij zal spelen. Omdat er weinig originele cadenza’s van Mozart zijn, moet de uitvoerder kiezen tussen cadenza’s die door latere componisten of uitvoerders geschreven zijn, of zelf een cadenza schrijven/improviseren. In kader van dit onderzoeksproject worden cadenza’s uit de 18de, 19de en 20ste eeuw bestudeerd; worden tools (bestaande standaardformules en –structuren) aangereikt die als inspiratie kunnen dienen voor een eigen improvisatie of zelf geschreven cadenza; en wordt vooral veel muzikaal geëxperimenteerd rond uitvoeringspraktijk tijdens repetities en concerten. Op die manier kunnen studenten, docenten en gastdocenten informatie uitwisselen en ervaring opdoen.
De vraag naar 'de perfecte cadenza' zal niet worden opgelost – dat is onmogelijk en irrelevant – maar wel wordt gestreefd naar een zo breed mogelijke oriëntering, gebaseerd op historische bronnen (namelijk de bestaande cadenza’s van Mozart zelf en zijn tijdgenoten), uitvoeringspraktijk en eigentijdse inspiratie. In het verlengde hiervan wordt ook aandacht besteed aan de vraag in hoeverre een uitvoerder kan afwijken van het genoteerde origineel van de componist.