In de westerse klassieke muziek is de relatie tussen partituuranalyse, de creatieve beslissingen die uitvoerders nemen en wat ze uiteindelijk op het podium doen een controversieel onderwerp geweest in de muziekwetenschap. Vooral stemvoering en motivische benaderingen van analyse zijn bekritiseerd omdat ze binnen een beperkt epistemologisch kader opereren, het begrip van de uitvoerder onderwaarderen en de analytische kennis die ze genereren niet kwalificeren als een product van bepaalde culturele of historische omstandigheden. Toch slagen bestaande studies over uitvoering en analyse er niet in om de nodige instrumenten aan te reiken om dergelijke kritiek te verzoenen met het nut dat deze technieken hebben voor uitvoerende kunstenaars, voornamelijk door een verwaarlozing van artistieke onderzoeksbenaderingen.
Dit project ziet het perspectief van de performer als de sleutel om dit dilemma op te lossen. Met behulp van een mix van praktijkonderzoek, auto-ethnografische en fenomenologische methoden onderzoekt het project de interactie tussen verschillende vormen van muzikale kennis die voortkomt uit uitvoering, analyse en de bredere context waarin het artistieke proces plaatsvindt. Epistemologische interacties worden in kaart gebracht binnen de uitvoeringsruimte en gebruikt om uitvoeringsexperimenten aan te sturen. De resultaten van dergelijke experimenten vormen concrete artistieke producten die zowel onderzoeksresultaten zijn als een basis om nieuwe theoretische perspectieven op analyse en uitvoering vorm te geven, waardoor de uitvoeringspraktijk de kern vormt van de praktische en theoretische resultaten van het project.
Promotoren: Jeroen Malaise (Conservatorium), Bart Eekhout (UAntwerpen)