Duitse barokmuziek is bij uitstek retorisch: ‘vertellen’ is belangrijker dan ‘zingen’. Historische bronnen zijn duidelijk op dit vlak. Eén aspect van dit retorisch denken is het karakter dat elke toonsoort heeft: zo heeft do groot een totaal andere zeggingskracht dan bv. si klein. Guido De Neve en Frank Agsteribbe onderzochten sinds 2010 de expressieve werking van deze toonaardkarakteristieken door literatuurstudie en praktijkonderzoek te combineren gedurende meer dan 15 concerten (in Boedapest, Wenen, diverse Duitse steden, Luxemburg en Vlaanderen).
Centraal staan de zes sonates voor viool en klavecimbel van J.S. Bach, de bekendste componist uit de Duitse laatbarok. De centrale onderzoeksvraag is hoe de karakterverschillen van deze sonates duidelijker tot uiting kunnen komen bij een integrale uitvoering. De toonaardkarakteristieken, zoals beschreven door onder meer de componist en theoreticus Johann Mattheson (1681-1764), vormen hierbij de sleutel. Met dit project willen De Neve en Agsteribbe hun onderzoek vastleggen in een studioopname, en verspreiden via een masterclass (voor masterstudenten van het KCA) en een lecture recital.